‘Een groep roovers die Lisse in de oorlog onveilig maakte’
door Ted Cobelens en Ed Olivier
Burgemeester jhr. mr. F.J.C.M. van Rijckevorsel is blij als hij in 1943 Pieter B. – een niet-NSB’er – kan opnemen in het Lissese politiekorps. De burgemeester wordt namelijk onder druk gezet om ‘Schalkhaarders’ aan te nemen, NSB’ers die in het Overijsselse Schalkhaar een spoedopleiding tot hulpagent hebben gekregen. Piet B. komt uit een vooroorlogs politienest. Hij is de zoon van een bekende adjunct groepscommandant van de Rotterdamse politie.
De 31-jarige B. – geboren in Hillegom – heeft na de lagere school privé-avondlessen gevolgd en achtereenvolgens bij een kruidenier, een slager en een houthandel gewerkt. In 1934 krijgt hij een aanstelling als volontair agent van politie in Naaldwijk. Vanaf 1938 werkt hij bij de politie in Nieuw-Vennep; bij zijn aanstelling in Lisse wordt hij gepromoveerd tot opperwachtmeester.
Zwarte handel
Cor van Stam, verzetsleider in de Haarlemmermeer maakt Piet B. mee in Nieuw-Vennep, maar verklaart na de oorlog dat hij vrij snel ontdekte dat de politieman sjoemelde met de bonkaarten die hij via het verzet in handen kreeg. Het verzet merkt ook dat B. tarwe voor onderduikers ophaalt bij de Haarlemmermeerse boeren, maar achteraf niet kan verantwoorden wat hij daarmee heeft gedaan. ,,B.’s activiteiten op het gebied van den zwarten handel namen toe”,schrijft verzetsman en plaatsvervangend commandant Eddy van Vollenhoven in een rapport van het Gewest Haarlemmermeer. ,,Hij breidde zijn arbeidsveld uit van motorvoertuigen alleen, tot zaken in tarwe, peulvruchten, kaas, benzine en oliën.”
Het Haarlemmermeerse verzet besluit Piet B. links te laten liggen, maar ziet dat hij gevaarlijk is, omdat hij zoveel weet en zoveel mensen kent. ,,Met zijn vriend S., een autohandelaar te Lisse, maakt hij ook deel uit van de GDN[1], zodat hij ‘ondergronds’ van twee wallen tracht te eten. Met deze man heeft B. menig zwart zaakje ondernomen, steeds onder het voorwendsel, dat de goederen noodig waren voor ondergedokenen of illegale werkers.”
[1] Geheime Dienst Nederland, een groep verzetsmensen die militaire gegevens verzamelde en die via Zwitserland en Spanje of via geheime radioverbindingen doorgaf aan de Nederlandse regering in Londen.

Bij de Kalkzandsteenfabriek tussen Lisse en Hillegom werden vaten olie buitgemaakt.
‘Een groep roovers’
Uit de processtukken van het Bijzonder Gerechtshof uit 1948 blijkt dat de opperwachtmeester ‘de leider was van een groep roovers die Lisse en omgeving onveilig maakte’. Met een aantal handlangers die dachten dat ze verzetswerk deden, pleegt de politieman een nachtelijke overval op de kalkzandsteenfabriek tussen Hillegom en Lisse. Nadat de bewaker is overmeesterd en gekneveld nemen de mannen 10 vaten olie mee, ongeveer 1.700 liter in totaal.
Verzet in Lisse
Er is in Lisse wel getwijfeld over de vraag of Jan Carel Elias graaf van Lynden deel uitmaakte van het Lissese verzet, maar districtscommandant Cor van Stam van het verzet in de Haarlemmermeer sprak wel degelijk met hem als contactpersoon van Lisse. De moeder van de graaf, Aurelia Elisabeth gravin van Lynden-van Limburg Stirum heeft in de oorlog als koerierster wapens en springstoffen naar Haarlem gebracht. De familie Van Lynden onderhield contact met de familie De Clercq van De Olmenhorst, destijds hoofdkwartier van het regionale verzet. Toen het daar te gevaarlijk werd voor kinderen, werd de vier jaar oude Steven de Clercq ondergebracht bij de familie Van Lynden aan de Lissese Achterweg. Graaf van Lynden woonde daar met zijn moeder en dochter, nadat de Duitsers kasteel Keukenhof hadden gevorderd.

* Burgemeester Van Rijckevorsel (l.) bij de bevrijding met dierenarts Kraak op de trap van het Lissese gemeentehuis. Foto gemeente Lisse
* Foto rechts: Jan Carel Elias graaf van Lynden
Overval op de Kaag
Half december 1944 vraagt de politieman aan graaf Carel van Lynden of hij diens boot kan lenen. Op De Kaag bij Warmond kent B. namelijk een zwarthandelaar die 300 tot 400 liter jenever verstopt heeft. Hij wil de jenever gaan ‘ophalen’. Van Lynden en Van Rijckevorsel voelen er wel wat voor. Niet alleen voor eigen gebruik; jenever is ook een belangrijk ruilmiddel in de onderhandelingen met de Duitse Ortscommandant. Om herkenning te voorkomen – op de boot van de graaf staat met koeienletters de naam van zijn dochter Irene – geeft Van Lynden zijn huisknecht opdracht op de afgesproken avond voor twee roeiboten te zorgen bij het Leeghwater-gemaal aan De Kaag.

De groep verzamelde bij het Leeghwater-gemaal aan De Kaag.
De medewerker roeit B., de Duitse deserteur Heinz Hartung en twee andere Lissenaren – allemaal in Duits uniform gestoken – naar de bewuste handelaar in Warmond. Onderweg wordt een boerengezin beroofd van 17 kazen, enkele lappen stof, flessen stroop, een aangebroken fles jenever en enkele sierraden. Bij de vermeende zwarthandelaar steelt de bende een keur aan voor die tijd luxe goederen, zoals zeep, suiker, thee en sigaretten. Maar de voorraad jenever wordt niet aangetroffen; wèl negen flessen wijn, waaronder drie flessen zoete Spaanse wijn.
Complot
De betrokken inwoners van Lisse zijn na de oorlog voor hun brutale rooftocht bestraft, met uitzondering van de medewerker van graaf Van Lynden, die er min of meer met de haren bijgesleept was. Of burgemeester Van Rijckevorsel en de graaf ook in het complot zaten is achteraf niet vast komen staan. De twee notabelen stonden wél op de verdachtenlijst van de politieke recherche en zijn na de bevrijding ook verhoord. Van Rijckevorsel had twee flessen wijn en een portie kaas van de politieman aangepakt, maar zegt niet geweten te hebben waar het vandaan kwam. ,,Ik wist niet dat het een particulier rooverijtje was”, staat in het proces-verbaal. Graaf Van Lynden heeft volgens de opperwachtmeester vriendelijk bedankt voor de aangeboden wijn. Hij had liever jenever willen hebben.
Illegaliteit
Uit de processen-verbaal van de Politieke Recherche blijkt dat dierenarts Jan Kraak, leider van het Lissese verzet en burgemeester Van Rijckevorsel met de eigengereide politieman in hun maag zitten. Ze willen aan het eind van de oorlog van hem af, maar zijn ook bang dat hij hen en veel andere verzetsmensen zal verraden. Kraak: ,,Ik kwam tot de conclusie dat B. niet in de illegaliteit paste, maar in dien tijd was hij een der leidende figuren.”
Van Lynden wil B. het liefste ook ‘langzamerhand laten afvloeien’. ,,Vanwege zijn handelingen was B. buiten de Binnenlandse Strijdkrachten gesloten”, aldus Cor van Stam. De Haarlemmermeerse districtscommandant zegt dat de Lissese verzetsleiding hem heeft gevraagd of Piet B. uit de weg kan worden geruimd. Maar graaf van Lynden ontkent dit: ,,Ik heb nooit gevraagd om hem uit de weg te ruimen. Indien Stam zulks verklaart, vergist hij zich. Wel is erover gesproken Heinz Hartung uit den weg te ruimen, daar die ook teveel van de illegaliteit wist.”
Ziekteverlof
Van Rijckevorsel heeft B. beloofd dat hij hem na de bevrijding zal benoemen tot politiecommandant, na het ontslag van de NSB-chef van de politie. Maar de burgemeester ziet daar tot woede van de opperwachtmeester van af. Van Rijckevorsel vraagt de lokale BS-commandant stappen te ondernemen tegen de omstreden politieman, maar die weigert dat. Hierop wordt B. door het gemeentebestuur met ziekteverlof gestuurd. Van Rijckevorsel: ,,Kort daarop (op 15 augustus 1945-red.) heeft hij ontslag genomen als politieman te Lisse om in dienst te treden bij de Rijksverkeersinspectie.”
Een half jaar later, op 27 november 1945 om 18.45 uur wordt B. alsnog door de Leidse recherche gearresteerd in zijn woning aan de Lissese Wagenstraat op basis van artikel 27 van het Besluit Buitengewoon Strafrecht[1]. ,,Ondanks het feit dat hij lid was van de verzetsbeweging pleegde B. overvallen zonder bevel van zijn superieuren en gebruikte het geroofde ten eigen bate”, schrijft de Leidse rechercheur F.J. Teunissen in zijn proces-verbaal.
Heinz Hartung
Heinz Hartung heet in werkelijkheid Boris Petrovski, geboren uit Duits-Russische ouders op 3 november 1922 in het Duitse Koningsbergen. De jonge Boris is op z’n 12e al wees en brengt een flink deel van zijn jeugd door in opvoedingsgestichten. Met de papieren van de gesneuveld Duitse soldaat Heinz Bob Karl Hartung treedt hij in 1942 in dienst van de Luftwaffe en via het Oostfront komt hij uiteindelijk in Nederland terecht, ook nog verdacht van sabotage en hoogverraad.
Opperwachtmeester Piet B. leert de Duitse deserteur kennen op diens onderduikadres in de Lissese Prinsessestraat. ,,Hartung was zeer anti-nazi”, zei B. in zijn verhoor. ,,Iemand die door den K.P. (knokploeg-red.) behoorlijk te gebruiken zou zijn.”
Hartung zelf ziet de politieagent als zijn opstapje naar het Nederlandse verzet en wil graag klusjes voor hem doen. Via B. komt Hartung ook in contact met verzetsman J.C. van Woerden, die hem aan een bonkaart helpt en een ander onderduikadres. Als de gastvrouw van Hartung hoort dat haar onderduiker Jaap Waasdorp heeft doodgeschoten wil zij de deserteur namelijk niet langer in huis hebben. Van Woerden regelt een nieuw onderduikadres in de Lissese Prins Hendrikstraat.
Niet vervolgd
Pieter B. en Heinz Hartung zijn na de oorlog niet berecht voor de moord op Jaap Waasdorp en Heinrich Tiben. De politieke recherche van de Leidse politie spant zich vooral in om beide mannen en hun Lissese handlangers veroordeeld te krijgen voor de diefstallen.
In de processen-verbaal voor het Bijzonder Gerechtshof in Den Haag worden de twee liquidaties genoemd als verzetsactiviteit, hoewel de noodzaak van die executies allesbehalve vaststaat.
,,De weduwe Waasdorp verklaart uiteraard dat haar echtvriend een goed Nederlander was en nimmer zaken deed met moffen”, schrijft een betrokkene , ,,maar zij deelt ook mede dat haar man geruimen tijd vrijwillig voor de Wehrmacht gewerkt heeft, zoodat er aan Waasdorp heusch wel een steekje los geweest zal zijn.”
Een zitting van het Hof zou uitsluitsel hebben kunnen geven over de rechtmatigheid van deze daden, maar tot een rechtszaak tegen beide mannen is het nooit gekomen. B. is door de procureur-fiscaal bij het Gerechtshof op 19 februari 1948 ‘voorwaardelijk buiten vervolging’ gesteld. Hartung is dan hoogstwaarschijnlijk al vrijgelaten en het land uitgezet. Op 28 oktober 1947 informeert de minister van buitenlandse zaken al bij het Bijzonder Gerechtshof of er bezwaar is om Hartung als ongewenste vreemdeling uit te zetten.
Vrijlating
Voorafgaand aan zijn vrijlating in januari 1947 brengt Piet B. 14 maanden door in detentie. Daarna werkt hij bij een expeditiebedrijf. In september 1948 wordt het besluit waardoor hij gedurende vijf jaar niet bij de politie of als militair mag werken in hoger beroep door het Gerechtshof vernietigd. Kennelijk lukt het hem ook om weer een baan bij de politie te krijgen. In een krantenverslag van de Nieuwe Leidsche Courant op 28 oktober 1954 wordt B. genoemd als politieadjudant bij de oefening van de reservepolitie in Noordwijkerhout en Voorhout.
Piet B. is op 21 oktober 1975 op 63-jarige leeftijd overleden in Delft.
Lees (binnenkort): Heinrich Anton Tiben, dubbelspion in een web van leugens en bedrog
[1] Art.27 B.B.S. geldend vanaf 4 september 1944: Hij, die gedurende den tijd van den huidigen oorlog opzettelijk gebruik maakt of dreigt te maken van macht, gelegenheid of middel, hem door den vijand of door het feit der vijandelijke bezetting geboden, om een ander in zijn vermogen wederrechtelijk te benadeelen of om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.